Met de titel van deze editie van Salon blanc, refereert kunstenaar Sam Eggermont letterlijk naar verschillende manieren om licht op te vangen. Hij wil niet alleen zijn eigen ontwikkelde methodes ontsluieren, maar verwijst tegelijk naar Galilei, Newton, Huygens en Scheiner.
Hieraan gelinkt, maar op een ander niveau, is er een zuivere picturale zoektocht naar hedendaagse kunstenaars die vergeten geschiedenissen vormgeven. Zijn allereerste filmverkenning sluit daarbij naadloos aan: het is een reportage naar de poëtische werking van licht op verschillende tijdstippen van de dag en op plaatsen en natuurfenomenen waar we dagdagelijks letterlijk aan voorbij stappen. In zijn fotografische presentaties zien we dit onderzoek terugkeren in diverse lijnen en bewegingen.
De titel is daarenboven een statement. ‘Light Capture as a Beacon of New Life’ gaat gedeeltelijk over het verdwijnende en uitdovende aardse licht en de plaats Oost-ende waarbij vuurtorens letterlijk bakens zijn voor de kuststad, maar vooral over de positionering van Sam Eggermont zelf. Het is het publiekelijk kenbaar maken van zijn nieuwe positie als kunstenaar (Na zijn verschillende studies is hij in de kunstenbiotoop beland en heeft 5 jaar voor S.M.A.K. gewerkt en is ondertussen al 7 jaar aan het werk voor BAM). Licht als bron, vraagstelling, onderzoek naar het kunstenaarschap, als conditio sine qua non van een kunstenaar. Dat dit thema gekozen wordt als zijn openingstentoonstelling is hier dus geen toeval.
De parafrase “Newton was not the first of the age of reason: He was the last of the magicians” (JM Keynes) is misschien wel de windroos van de tentoonstelling, geeft inzicht en nodigt uit om alles te herlezen en wakkert onze nieuwsgierigheid aan naar toekomstige projecten.
“Het prille werk van Sam Eggermont leest als een verkenningstocht, als een broze landkaart met losse eindjes geschiedenis, een subjectieve expeditie doorheen de geesten van (historische) personages. Discreet en subtiel monteert Eggermont zijn verhalen – associatieve interpretaties opgebouwd uit fragmenten eigen werk, puzzelstukjes geschiedenis, verwijzingen naar Hitchcock, Plato, Newton, Duchamp en Broodthaers, wetenschappelijke methodes of filosofische traktaten.
Al die beelden, gedachten, gebeurtenissen of levenslijnen – vaak losgekoppeld van hun oorspronkelijke context – zijn voor Eggermont losse referenties waarmee hij onbelemmerd kan schuiven. Enerzijds baseert hij zich op historische of wetenschappelijke feiten, anderzijds flirt hij met de grenzen van het fictieve, magische en surreële. Met zijn werk tracht hij niet zozeer de hiaten in de geschiedenis op te vullen, dan wel er voetnoten bij te plaatsen en op zoek te gaan naar onbekende zijwegen. Hij vertelt passages uit de geschiedenis op een haast sprookjesachtige manier – inclusief de gruwel en de angsten die eigen zijn aan sprookjes. Er was eens een Deense koning die de ‘schoonvader van Europa’ werd genoemd: zijn dochter Dagmar werd de moeder van de laatste Russische tsaar, Nikolaas II, wiens vrouw onder invloed van Raspoetin een swastika kerfde in de muur van haar slaapkamer, net voor hun afschuwelijke dood tijdens de revolutie van 1918. Er was eens een schrijver, Mark Twain, die werd geboren met de komst van komeet Halley en die voorspelde dat hij zou sterven wanneer de komeet opnieuw voorbijkwam. Eggermont ‘vertaalt’ deze curieuze feiten vrij naar een artistieke, visuele taal – zoals in zijn werken ‘Dagmar’ (2014) en ‘He Shows Me The Law of Nature And The Belief In The Antecedent’ (2013). Typerend is dan ook dat zijn boekje ‘The process, reconstructed ‘Light Captures As A Beacon of New Life’’ (2013) bijna mythisch opent met zeven maal “They told me that…”.
Eggermont benadert de brede geschiedenis vanuit het perspectief van individuen, of andersom, en toont zo de relativiteit en fragiliteit ervan aan. Ook al tracht de historicus zich tot de ‘feiten’ te beperken, een methode die in de helft van de 19e eeuw als ideaal opkwam en streefde naar een zuiver descriptieve geschiedschrijving, toch zal historiografie altijd een subjectief proces zijn. Door binnen een referentiekader van bijvoorbeeld oorlog en revolutie te kiezen voor een personage als Dagmar, maakt ook Eggermont zijn eigen subjectieve beslissing. Zonder te moraliseren of een politiek statement te poneren, is het bovendien duidelijk dat hij hierbij verbanden met actuele politieke ontwikkelingen niet schuwt.
In het werk van Eggermont is ook de natuur alomtegenwoordig. Zijn natuur is bezield, net zoals zijn geschiedenissen bezield zijn. Eggermont lijkt impulsief terug te keren naar een premoderne denkwijze, waar nog geen dominante tweedeling heerste tussen cultuur en natuur, tussen een objectieve en een subjectieve wereld. Zijn fauna en flora, verbeeldt in foto, video en sculpturale werken, krijgen een ziel en autonomie toegewezen. In de zwart-wit video /51°01’21.2”N – 3°44’40.6”E /Crows (2014) vliegen kraaien af en aan, ze strijken neer op een tak, pulken spichtig met hun snavel tussen de veren en slaken hun schorre oerkreten. Het beeld is vertraagd waardoor de krachtige vleugelslag van de vogels haast doet denken aan die van een adelaar – opnieuw verwijzingen, naar Hitler, Dagmar en oorlogshorror, maar ook naar de angst uit ‘The Birds’ (1963) van Hitchcock. De kraaien zijn personages tegen het decor van een bebost stukje niemandsland, geklemd tussen een spoorweg en een containerpark. Het idyllische tafereel, compositorisch mooi uitgebalanceerd, met zachte lichtcontrasten en fijn gebladerte als op een Japanse prent, wordt op regelmatige tijdstippen opgeschrikt door het geluid van een voorbij denderende trein of neerstortend afval.
Hoewel het magische een plaats krijgt in zijn werk, gaat Eggermont ook op zoek naar logica en systematiek gekoppeld aan de rede. De kronieken van de komeet Halley combineert hij met het videowerk ‘Dear Gabriel and Michael’ (2013), met de ‘The Prologue’ uit Mark Twains sarcastische, antireligieuze boek ‘Letters from the Earth’ (1909). Terwijl God in de (ingesproken) tekst aan de aartsengelen zijn nieuwe Natuurwet, de Wet van God, voorstelt, toont het beeld een landschap met giftig groene velden. Het lijkt te golven, wordt wazig en weer helder, terwijl de kunstenaar in zicht komt en het beeld, dat een gefilmde projectie blijkt te zijn, aanduwt om het scherp te stellen. Zoals ook in ander werk van Eggermont wordt via deze dubbele opname de drager zichtbaar. De vragen die in deze film letterlijk aan de orde zijn, komen eveneens in verschillende andere werken aan bod: hoe verhoudt de natuur zich tot de moraal, en beschikt de mens al dan niet over een vrije wil?
De inhoudelijke gelaagdheid in Eggermonts groeiende oeuvre gaat ongedwongen samen met een pure esthetiek. Zijn films, foto’s, tekstuele en sculpturale werken vertonen niet alleen inhoudelijke verbindingen, ze sluiten ook visueel op elkaar aan. Eggermont legt de gevoeligheid van licht vast, in harde contrasten met een verblindende zon recht in de lens, zoals in zijn ‘SUN-photographs at 01:00 PM’ (2012-2013), in samenwerking met bevriende kunstenaars verspreid over de aardbol, of via een omweg, gefilterd door een doek, via de ‘light capture machine’ in zijn atelier, als schaduw, of gereflecteerd op een zeil. Gefotografeerde en gefilmde bladeren worden abstracte vormen, die echter nooit hun organische natuur verliezen, in evenwichtige en toch toevallige composities. Texturen en patronen overlappen elkaar in verschillende gradaties wit, grijs en zwart. In Eggermonts ‘Sequences’ ligt de esthetiek niet alleen in de keuze van de opeenvolgende beelden maar eveneens in hun statische cadans. Ook deze werken komen hoofdzakelijk associatief tot stand, zowel vormelijk als thematisch. Referenties aan de kunstgeschiedenis wisselen af met eigen werk en zuiver picturale beelden, en vloeien zacht in elkaar over.
Eén van deze ‘Sequences’ is samengesteld rond Wittgensteins stelling “Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen”. Deze positie is typerend voor Eggermonts kunstenaarschap. Zijn werk is een proces, waarin toeval een belangrijke speler is, en waarmee de kunstenaar zich plaatst ‘tegenover’ de wereld in al zijn aspecten, de huidige politieke toestand, natuur(kunde), geschiedenis, kunst en filosofie. Het collage-achtige aspect van het werk lijkt zijn manier om met deze kolossale, loodzware bagage om te gaan. Oude en hedendaagse kunst, grote en futiele verhalen, worden door hem evenwaardig ingezet. Eggermonts bescheiden houding maakt zijn praktijk geloofwaardig – in elke beweging die hij maakt, lijkt hij zich de vraag te stellen naar de zin ervan binnen dé (kunst)geschiedenis.”
“What if I decide: I’m an artist?”
Lotte De Voeght, juni 2014